Met een brok in m’n keel ruim ik de zandbak op. Voorzichtig wikkel ik het verband weer van het playmobilpoppetje af. Een paar maanden geleden begon Achmed z’n reis terug in de tijd. Wekenlang waren de families in z’n spel aan het verhuizen. Steeds opnieuw richtten we huizen in. En steeds opnieuw… kwamen dreigende soldaten, ridders, draken het huis aanvallen. En wéér moesten we vluchten; op zoek naar een nieuwe woonplek. Na elke sessie sjokte Achmed de spelkamer uit; zó moe… En ook ik voelde elke week de vermoeidheid in m’n lijf. Wàt een moedeloze toestand.

Toen kwam de boot. De spelkamer rook naar badschuim, omdat we de hele sessie schuim en golven hadden gemaakt in de waterbak. Boot na boot kapseisde. En mens na mens verdween naar de bodem. “Ze moesten alle boten van beton maken”, mompelde Achmed. “Dan konden ze nooit meer zinken”. De week erna had ik houten ijsstokjes klaargelegd. Wekenlang bouwden we in stilte aan een boot. En omdat ik geen Maritieme Techniek heb gestudeerd, testte ik het bootje steeds halverwege de week even. (Wanneer de klodders houtlijm opgedroogd waren) Deze boot mòest blijven drijven…

En nu deze man. Respectvol had Achmed hem van de bodem van de waterbak gehaald. Hij pakte een rol verband uit de dokterskoffer en wikkelde de man langzaam in de witte stof. In stilte legde hij de man in een kuil in de zandbak. Zand erover. Hij brak een paar ijsstokjes doormidden en legde deze op het graf. Met kippenvel over m’n hele lichaam keek ik toe. Ik mocht getuige zijn van dit grote verdriet. Het was bijna te zwaar. Voor mij. Maar hoe was dit voor jou, 6-jarige Achmed?

Met een diepe zucht kijkt Achmed mij aan. “Zullen we nu gaan voetballen?”, vraagt ‘ie.

Met lichte tegenzin wikkel ik na afloop het verband weer van de man. In mijn handen wordt hij weer een playmobilpoppetje; één van de vele poppetjes in de bak. ‘Hoe lang’, vraag ik me af, ‘hoe veel sessies mag ik getuige zijn van dit diepe verdriet, voordat ook dit stukje trauma een plekje heeft gekregen in het leven van Achmed?’